Нидерландско-русский словарь
- Niet Ver
- Niet Ver Van
- Niet Verplicht
- Niet Vers
- Niet Vol
- Niet Voor Niets
- Niet Weinig
- Niet Zonder Reden
- Niet-aanval
- Niet-inmenging
- Niets
- Niets Doen
- Nietsdoen
- Nietsdoend
- Nietsdoener
- Niettegenstaande
- Nieuw
- Nieuw Land Braakland
- Nieuw(ig)heid
- Nieuw-guinea
- Nieuw-zeeland
- Nieuwbouw
- Nieuweling
- Nieuwemaan
- Nieuwigheid
- Nieuwjaars-
- Nieuws
- Nieuwsgierig
- Nieuwsgierigheid
- Nieuwst
- Niezen
- Nigeria
- Nigeriaan
- Nigeriaans
- Nijdig
- Nijmegen
- Nijptang
- Nijverheid
- Nikkel
- Nikosia
- Nimmer
- Niveau
- Nobel
- Nodig
- Nodig Hebben
- Nodig Zijn
- Noemen
- Nog
- Nog Meer
- Nog Weten
- Nomadentent
- Non-proliferatie
- Nonsens
- Nood-
- Noodgedwongen
- Noodlot
- Noodlottig
- Noodrem
- Noodzaak
- Noodzakelijk
- Noodzakelijkheid
- Noodzaken
- Nooit
- Noor
- Noord-
- Noord-holland
- Noorde(r)ling
- Noordelijk
- Noorden
- Noordoosten
- Noordpoolgebied
- Noordwesten
- Noordzee
- Noors
- Noorwegen
- Noot
- Nopen
- Norm
- Normaal
- Nota
- Notenkraker
- Noteren
- Notitie
- Notities
- Novelle
- November
- Noviteit
- Novosibirsk
- Nu
- Nu En Dan
- Nuance
- Nuchter
- Nucleair
- Nul
- Numeriek
- Nummer
- Nut
- Nutteloos
- Nutteloos Zijn
- Nuttig