Нидерландско-русский словарь
- Waaghals
- Waaien
- Waakzaam
- Waar
- Waar(heen)
- Waarbij
- Waarborg
- Waarborgen
- Waarde
- Waarderen
- Waardevol
- Waardig
- Waarheen Dan Ook
- Waarheid
- Waarheidsgetrouw
- Waarheidslievend
- Waarmaken
- Waarmee
- Waarnemen
- Waarnemer
- Waarneming
- Waarschijnlijk
- Waarschijnlijkheid
- Waarschuwen
- Waarschuwing
- Waarvan
- Waarуm
- Waas
- Wacht
- (wacht)post
- Wachtel
- Wachten
- Wachter
- Wachthuisje
- Wachtkamer
- Wad
- Wadend
- Wafels
- Wagen
- Wageningen
- Wagenspoor
- Waggelen
- Waggelend
- Wagon
- Wak
- Wakker Maken
- Wakker Worden
- Wal
- Walgelijk
- Walging
- Walm
- Walmen
- Wals
- Walvis
- Wand
- Wand)tapijt
- Wandelen
- Wandeling
- Wandelstok
- Wandkrant
- Wandluis
- Wang
- Wanhoop
- Wanhopen
- Wanhopig
- Wankel
- Wankelen
- Wankelend
- Wankelmoedig
- Wanmolen
- Wanneer
- Wanorde
- Want
- Wanten
- Wantrouwen
- Wantrouwig
- Wapen
- Wapenbroeder
- Wapenschild
- Wapenstilstand
- Wapperen
- Warboel
- Waren-
- Warenhuis
- Warenkennis
- Warm
- Warm Eten
- Warm Worden
- Warmte
- Warmte Geven
- Warschau
- Wartaal Spreken
- Was
- Was-
- Wasbak
- Wasbeer
- Wasdoek
- Wasem
- Washington
- Wassen