Нидерландско-русский словарь
- Debuut
- Decaan
- Decade
- Decadentie
- December
- Decennium
- Declameren
- Declaratie
- Decor
- Decoratie
- Decoreren
- Decreet
- Deeg
- Deel
- Deelbaar Zijn
- Deelname
- Deelnemen
- Deelnemer
- Deelneming
- Deeltje
- Deelwoord
- Deemoed
- Deen
- Deens
- Defect
- Defensie
- Definieren
- Definitie
- Definitief
- Degelijk
- Degen
- Degene
- Deinen
- Dek
- Deken
- Dekken
- Dekking
- Deksel
- Dekzeil
- Delegatie
- Delen
- Delfstoffen
- Delft
- Demilitarisatie
- Demobilisatie
- Democratie
- Democratisch
- Demonstratie
- Demonstreren
- Demonteren
- Dempen
- Demper
- Den
- Den Antillen
- Den Haag
- Den Helder
- Denemarken
- Denkbeeldig
- Denken
- Denneappel
- Dennenaald
- Departement
- Deposito
- Derde
- Dergelijk
- Derhalve
- Dertien
- Dertig
- Deskundig
- Deskundige
- Desorganiseren
- Dessert
- Dessin
- Destijds
- Detail
- Deugd
- Deugdelijk
- Deugen
- Deugniet
- Deur
- Deventer
- Deze
- Dezelfde
- Dezer Dagen
- Diagnose
- Diagram
- Dialect
- Dialectiek
- Dialectisch
- Dialoog
- Diamant
- Diameter
- Diarree
- Dicht
- Dicht Bevolkt
- Dichtbij
- Dichtbinden
- Dichtdoen
- Dichten
- Dichter